1850-1860

n 1851-1852 vermeldde het "Rapport sur ..." aangaande de Maatschappij der Vlaamsche Tooneelkunde: "Il existe en notre ville deux sociétés dramatiques, l' une donne ses représentations en français, la seconde en flamand. Celle-ci a représenté différentes pièces le courant de cet hiver; diverses circonstances en ont empêché l' autre". La salle de spectacle ayant reçu une autre destination, il est malheureusement à craindre que les représentations dramatiques ne soient forcément interrompues en notre ville, au moins momentanément." In 1850 was nog een deel van de Hallezaal verhuurd aan acht beenhouwers die er hun verkoopstand hadden. Verder was er brandweermateriaal ondergebracht. De overige ruimte werd ingenomen door de feestzaal en de Academie voor Tekenen en Architectuur. Maar in 1852 werden, met staatstoelage, inwendige verbouwingen uitgevoerd aan de stadshalle. In 1853 werden de vroegere feestzaal en de eerste verdieping ingenomen door het stadscollege en de Academie voor Schilderkunst en Architectuur. Het stadsrapport van 1852-1853 besluit "que les deux sociétés dramatiques se sont trouvées dans l' impossibilité de continuer leurs représentations." In 1855 verhuisden de in de Bogaerdenkazerne gekazerneerde troepen naar de pas voltooide Citadel. Zo bekwam het Vlaams Toneel de voorlopige toelating van de gemeenteraad om haar voorstellingen te geven in "la salle qui longe la rue, au rez-dechaussée", op voorwaarde er een vertoning te geven ten voordele van de armen van de stad.